zondag

Kantog - speciaal voor Keano


VERKOCHT
De koning van de Tierlantijntjes was al jaren erg droevig. Zijn geliefde koningin was gestorven en dat verlies deed de koning zoveel pijn, dat zijn verdriet stilletjesaan zijn hele rijk in de ban nam. De bakker verkocht zijn brood al snikkend, de beenhouwer sneed zijn vlees zo nors dat het taai werd. En als je geld wilde afhalen in de bank, smeten ze het woest naar je hoofd. Ja, zo fijn als de Tierlantijntjes ooit waren, zo triestig waren ze nu. ‘Misschien,’ dacht Kantog, een energiek Tierlantijntje, die graag weer wat wou aflachen in zijn leven. ‘Als ik de koning weer aan het lachen krijg, zou het hele volk dan meedoen?’ Hij wist het niet zeker, maar vond het de uitdaging waard. Niet veel later vertrokken verschillende postduiven naar verweg en dichtbij. Met als boodschap een oproep van de Tierlantijntjes: red ons, laat de koning lachen! Vanuit de verste verten kwamen de grootste komieken en de kleinste zottekes af, om op de lachspieren van de koning in te werken.  Voor al die grapjassen, leek dit een makkelijk klusje. Maar die arme koning, hoe graag hij zelf wou, kreeg zelfs zijn mondhoeken niet naar boven. Bij één clown dacht Kantog een lichte flikkering in de ogen van de koning te zien. Als hij even later een traan over de wangen van de koning zag rollen, wist Kantog dat de kans heel klein was dat zijn volk ooit nog zou lachen.
Op een dag zocht Kissiemissie haar familie en vrienden nog eens op. Zij woonde als kleine Tierlantijntje in de grote mensenwereld, omdat zij het lachen niet kon laten. En daar stond ze dan, met een mensenkind. Alle Tierlantijntjes keken hem nieuwsgierig aan. Kantog baande zich een weg tot aan het jongetje en keek vragend naar Kissiemissie. En dus verteld Kissiemissie over deze jongen, Keano was zijn naam, en over zijn speciale gave. Zonder al te veel moeite kon Keano mensen aan het lachen brengen. Niet zomaar aan het lachen, maar geweldig hard schaterlachen. Kissiemissie hoopte dat Keano misschien de koning zou kunnen helpen. Ze had die woorden nog niet uitgesproken of Kantog had Keano al bij de arm, en was al halverwege de heuvel op, op weg naar het paleis. Kantog wist dat dit goed zat. Iedereen die hij passeerde met dit bijzonder kind, slaakte een zucht van opluchting en glimlachte tevreden. En dus duwde hij de lange rij wachtende komieken nogal hardhandig opzij. Deze jongen had voorrang.
Kantog opende de poorten van het paleis, sleurde Keano mee door de lange gangen tot aan de vergaderzaal. Hij zwaaide de deuren open en duwde Keano naar voor. De koning zag de twee binnenkomen en zuchtte diep: ‘Ben je daar nu weer, Kantog? Laat me nu toch met mijn verdriet.’ Maar toen viel zijn blik op dat jongetje naast Kantog. En voor waar! De ontwapenende glimlach van die kleine Keano deed de lippen van de koning trillen. Heel stil volgde een gegrinnik, wat al gauw overging in een schaterlach…tot een diepe en luide bulderlach over het hele koninkrijk weerklonk! Dat gelach begon toen, en is nooit gestopt. Want wie stil in de verste bossen wandelt en zijn oren spitst, hoort nog altijd het gegiechel, gegniffel en zelfs gebulder van de fijne Tierlantijntjes.V

Geen opmerkingen:

Een reactie posten