woensdag

Toetje - speciaal voor Pepijn


VERKOCHT
Ze noemen mij Toetje. Niet omdat ik er zo suikerzoet uitzie, nep. En ik ben ook niet bepaald eentje om van te smullen. Al dacht ik toen wel dat ze me zouden opeten, luister maar:

Het was stralend weer die ochtend. Lekker fris. Er ontsnapten wolkjes uit mijn mond door de kou. Ik liep rond in de straten, een heerlijke geur achterna. De geur van zoete appeltaart. Heerlijk rook dat! En hoe dichter ik bij die lekkernij wist te komen, hoe harder mijn maagje knorde. Ik ben een echte zoetebek, dat kan ik niet ontkennen. En daar voor het raam, van dat ene huis, dat gauw het mijne zou worden, al wist ik dat toen nog niet, stond die appeltaart te blinken. Ik bekeek het huis van buiten en zocht mijn weg naar binnen. Klauterde over een rommeltje hier en daar. En glipte vlotjes langs de brievenbus, hopla naar binnen. Klauterde weer over een rommeltje hier en daar. Klom op de tafel en daar, vlak voor me, stond de meest prachtige appeltaart die me lonkte. Zonder aarzelen stortte ik me op de taart.
Ik groef een tunnel, en hapte me een weg naar binnen. Ow wat was dat zalig! Ik had deze taart in vele happen kunnen opeten, maar daar vond ik ze té waardevol voor. Dus besloot ik erin te kamperen! Ik groef mijn kampeerplekje precies in het midden, waar het nu nog heerlijk warm was van het bakken. Van een paar schijfjes zachtgebakken appel maakte ik mijn bed. Van zo’n zoet huisje had ik alleen nog maar durven dromen. Moe maar meer dan voldaan kroop ik in mijn eigen lekker nestje. Ik moet meteen in slaap zijn gevallen. En ik had de meest zoete dromen.

Maar dan werd ik gewekt door gegibber. Van een jongetje. Ik had mijn ogen nog niet geopend, maar voelde meteen dat er iets niet meer helemaal hetzelfde was. Ze hadden de taart aangesneden!
‘Mama!....Mama!’ Ik kneep mijn ogen nog meer toe. Misschien als ik niet keek, zagen zij mij ook niet.
Maar ze hadden mij wel gezien. Hij toch wel, die kleine rakker! ‘Mama,mama, kijk! Volgens mij heb jij oogappeltaart gemaakt! Er zit er eentje in! ’ Jep, nu wist ik het zeker, hij zag me klaar en duidelijk liggen. ‘Hu?’ Ik hoorde gestommel, mama kwam haastig aangehold. Toen ik mijn ogen opendeed hingen er niet alleen een mama en een jongen boven me, maar ook nog eens een papa en nog veel meer volk. Allemaal curieuzeneuzen die me om op te smullen vonden. Dat hebben ze gelukkig niet gedaan, ze tilden me wel op uit mijn appelbed en knuffelden me één voor één. Ze noemde me het Toetje, voor Pepijn. Die was nog heel klein en lag bijna net als ik, in een zoet bedje, met zachte lakentjes. Sindsdien beleef ik daar elke dag dolle avonturen. Met één keer per jaar, voor Pepijn en mezelf, een oogappeltaart!V

Geen opmerkingen:

Een reactie posten